Jaren geleden, in een groen voorjaar, sprak mijn voormalige buurman mij op alarmerende toon aan: ’Je hebt ratten in de tuin!’. Nu woon ik in een slotenrijke buurt, dus helemaal vreemd was die gedachte niet. Gealarmeerd vroeg ik aan mijn buurman hoe hij dat wist. ’Ik hoor geritsel daartussen die planten’, zei hij. Ik zuchtte van opluchting. Dat was onze egel die zijn vaste avondroute volgde. Ik had hem weken geleden al gespot. Was zelfs een keer over hem gestruikeld omdat ik hem niet zag in het donker. Mijn beste buurman, de aardige man, geloofde mij alleen niet. Niet veel later verhuisde hij naar een appartement op driehoog.

Dit voorval is mij bijgebleven en ik zie het tegenwoordig steeds meer: angst voor de natuur, zelfs angst voor de alledaagse natuur. Biophobia heet dat. Ik zie het in de liefde voor lapjes kunstgras, in betegelde tuinen zonder planten, in de vrees voor eikenbomen met eikenprocessierupsen en in een verdwaalde Noorse walrus die acuut moet worden afgemaakt. Of in trekvogels die ineens kwaadaardige verspreiders van vogelgriep zijn. De natuur is mooi maar mag vooral niet te dichtbij komen, want de natuur is blijkbaar ook erg gevaarlijk en bedreigend.

Biophobia schijnt wereldwijd toe te nemen. Die groeiende, ongebalanceerde angst is volgens mij een goede indicator van hoe vervreemd wij van de natuur raken. Steeds meer mensen wonen in de stad en komen nauwelijks meer in aanraking met ‘echte’ natuur. Media wakkeren die angst vaak nog eens aan met sensatiebeluste koppen als ‘Opgepast: déze extreem giftige plant groeit op steeds meer plekken in Nederland’ (Libelle, mei 2022) of ‘De eikenprocessierups slaat toe: alsof mijn voet in brand staat’ (NOS, april 2022).

“Die groeiende, ongebalanceerde biophobia is volgens mij een goede indicator van hoe vervreemd wij van de natuur raken. ”

Piet Sprengers

Duurzaamheidsexpert ASN Bank

Die vervreemding zie je niet alleen bij te veel, maar ook bij te weinig angst voor de natuur. YouTube staat vol met filmpjes van mensen die te dicht bij wilde bizons of olifanten komen, en het dan op een hollen moeten zetten.

 

Het verbaast mij dat mensen zo’n afkeer van of afstand tot de natuur kunnen hebben. En het maakt me verdrietig dat daardoor steeds meer natuur uit ons, maar ook uit mijn leven verdwijnt. De vervreemding van de natuur is geen vruchtbare bodem voor meer groen in de wijk, meer bijen in de tuin, meer kruidenrijke bermen, meer walvissen in zee en het oplossen van ons stikstofprobleem. Terwijl die vruchtbare bodem en connectie met de natuur precies is wat we nodig hebben.

Uit onderzoek naar het voorkomen van biophobia bleek dat kinderen die vaker in contact komen met de natuur minder angst voor insecten hebben. En hoe meer dat contact met de natuur er is, hoe meer kennis ze over de natuur hebben. Dat is een eenvoudige les. Kinderen die in de modder spelen, egels die door je tuin scharrelen, bomen in plaats van tegels, en Tiny Forests in de stad: dat is waar ik naar verlang. Want hoe harder we de natuur van ons af proberen te duwen, hoe harder ze uiteindelijk terugduwt. En dat is wél iets om bang voor te zijn.