Spullen weggooien is therapeutisch. Het huis is een weerspiegeling van mijn hoofd. Er komen elke dag nieuwe dingen in die hun plek moeten vinden. Andere spullen roteren weer uit het huis. Of ze nou weggegooid, gebruikt of weggegeven of uitgeleend worden.
Soms kan ik niet nadenken omdat ik de vuilniszakken uit de vuilnisbak in de keuken weg moet gooien. Dan zitten ze er nog in maar past er niets meer bij. Een voorstadium is als ze via die gele sluitkoorden wel al dichtgetrokken zijn. Hoe zwaarder hoe beter.
De tocht naar de vuilcontainers verderop in de straat is een reis naar verlichting. Het glas weggooien is een inzicht in mijn ziel. Zijn het dit keer voornamelijk potjes? Chiliolie en jam en ahornsiroop en kruiden? Of toch weer gewoon een wijnfles te veel en dat chique glas dat gesneuveld is omdat ik het net raar neer zette.
De blikjes vind ik nog heel moeilijk. Ik heb het idee dat we daar nog niet helemaal een goeie vibe mee te pakken hebben met zijn allen. Het zit nog niet in ons culturele systeem, zoals anderhalveliterflessen bruisend water dat bijvoorbeeld wel zitten. Of het oer-Hollandse krat bier. Vroeger was dat een fortuin waard.
“De tocht naar de vuilcontainers verderop in de straat vind ik een reis naar verlichting”
Op een beetje een goede dag doe ik alles. Dan til ik het eerst naar de voordeur en maak ik vervolgens meerdere tripjes naar alle stations. Het huisvuil gaat altijd eerst. Dat voelt het dringendst. Iets om vanaf te moeten zijn. Een bijna giftig element. Ik ben erg dankbaar voor de manier waarop het tegenwoordig mogelijk is die in de container te gooien en daarna te laten verdwijnen door middel van de cilindervormige klepconstructie. Ik kijk ook altijd even na of de zak wel echt verdwenen is. Van tijd tot tijd zit de klep vast en kan ik alleen maar denken dat de zak daar voor altijd bevroren in het moment vuilnis zal blijven.
Het textiel gaat in de textielbak. Het linnen tasje waar de zielige, niet meer gewenste kleren in zaten, hang ik aan de bovenkant over dat uitstekende stuk ijzer waar ze de containers aan optillen als ze vol zijn. Mijn hoop is dat iemand het tasje leuk zal vinden en bij zich zal steken. Om boodschappen in te doen bijvoorbeeld en dat diegene dan geen tasje van plastic aan zal schaffen. Of misschien kan er een mooi boek in dat iemand graag dicht bij zich draagt. Een boek afkomstig uit een van de straatbibliotheken die de buurt rijk is.
Het concept van een openbare boekenkast waar iedereen iets in kan plaatsen en uit kan halen verwarmt mijn hart. Er is weinig fijner dan een boek dat van een persoon naar een ander gaat en gewaardeerd wordt. Maar als het regent. Dat vind ik dan weer zielig. Er is niets treuriger dan een natgeregend boek. Ik moet er niet te lang bij stilstaan. Bovendien hebben de meeste boekenkastjes in de buurt een enigszins waterdicht ontwerp tegenwoordig. Ik maak een mentale notitie om snel weer wat boeken te genereren om de kastjes mee te voeden.
“Er is weinig fijner dan een boek dat van één persoon naar een ander gaat”
Bij het karton haal ik mijn sleutel door de tape die de onderkant bij elkaar houdt en verwonder me over het ingenieuze ontwerp en concept van ‘de kartonnen doos’. Er zijn variaties in karton. Sommige vouw je zo overdwars dat gat in. Andere moeten krachtig in kleinere gedeeltes worden gedeeld.
Deze papiercontainer zit zo vol dat er niets meer bij past. Ik raak nog net een paar kleinere opgevouwen doosjes kwijt in een gat aan de rechter onderzijde, maar meer dan dat gaat het vandaag niet worden. Naast de container staan al een paar achteloos door anderen achtergelaten dozen nat te worden om nooit meer hergebruikt te kunnen worden.
Ik verplaats me zuchtend naar de andere papiercontainer een stukje verderop, mijn armen nog vol karton. Eenmaal daar raak ik het in een keer kwijt. In de supermarkt nemen ze mijn zakje met batterijen van me aan en doe ik meteen een paar boodschappen. Het begint met 1 item en dan nog 1 en dan net te veel om zo te dragen. Had ik maar een linnen tasje meegenomen.