Ik ben op weg naar huis. In mijn elektrische auto, de accu gevuld met groene stroom. Als chauffeur voel ik me machtig en sterk. De auto maakt een uitvergroting van je acties als bestuurder. Op de weg worden karakters van mensen zichtbaar. Er zijn mensen die iets sneller willen dan de rest en er zijn mensen die het rustiger aan doen.

Ik hoor bij de laatste categorie. De auto gaat snel en comfortabel, totdat ik op een file stuit. Op dat moment weet je: bij autorijden hoort volledige aandacht. Altijd. Lezen is geen optie. Podcasts luisteren wel. Ik kan alleen geen aantekeningen maken, als ik iets interessants hoor. Eenmaal thuis ben ik het alweer vergeten.  

 Ik ben op weg naar huis. In een trein, aangedreven door groene stroom. De machinist is mijn chauffeur. De trein brengt mij overal, het kost me wat meer tijd dan de auto. Tijdens de reis kijk ik naar buiten, mijmer ik, lees ik wat of werk ik mijn mails weg. De ene keer zie ik groene natuur, de andere keer tuinen van woningen. De meeuwen vliegen over de door de zuring roodgekleurde hooilanden. Ze ruziën en maken de kievieten nerveus. Mijn gedachten gaan alle kanten, op want het verkeer vraagt geen aandacht. Het leven van een meeuw is zo gek nog niet bedenk ik. Geen hypotheek, geen rekeningen, de hele dag lekker buiten rommelen en vliegen. Meeuwen hebben het misschien beter voor elkaar dan wij. 

Jonge reizigers op weg naar huis. Foto: Lorado | iStock

De trein zet me midden in de samenleving. Ik ben onderdeel van een collectief. Loop door een station met mensen die allemaal ergens naartoe gaan. Dat delen we met elkaar. Stations en treinen brengen ons dichter bij elkaar. In de trein heb je onverwachte ontmoetingen en spontane gesprekken met onbekenden.  

 Ik ben op weg naar huis. Op een fiets zonder hulpmotor. Mijn lijf is de motor, bruin brood de brandstof. Binnen een straal van zo’n 30 kilometer brengt de fiets mij overal. Op de fiets heb ik overzicht. Letterlijk en figuurlijk. Het gaat alleen om de reis, die ik op eigen kracht voltooi. Ik doe alles zelf dus het gevoel van autonomie is groot. De fiets en het verkeer om me heen vraagt om mijn aandacht. Heb ik die onvoldoende dan wordt dat afgestraft met een val en een stel gekneusde ribben.  

Op het fietspad zie ik steeds meer e-bikes. Dat is mooi: een serieus alternatief voor veel mensen voor afstanden tot zo’n 30km. Ze komen -hoop ik- veelal uit de auto. Geen helm op, maar wel met een grote koptelefoon. Zijn we bang geworden voor de stilte vraag ik me af? Voor het suizen van de wind in onze oren? Voor onze eigen ongecontroleerde gedachten? 

Foto: LeoPatrizi | iStock

Ik ben thuis en schrijf deze column. Laatst hoorde ik in een podcast dat we vergeleken met het begin van de vorige eeuw niet minder tijd kwijt zijn aan reizen. Uitgaand van dezelfde hoeveelheid reistijd en de opkomst van de auto en de trein zijn we veel verder gaan reizen De grotere vrijheid lijkt te zitten in de grote keuze uit waar we willen wonen en werken. In de jaren 50 van de vorige eeuw was het gebruikelijk om op fietsafstand van je werk te wonen. Nu is dat op trein of auto-afstand. Daar hebben we veel voor over. Een obsessie met vrijheid zo lijkt het.  

Toch zit die vrijheid vooral in ons hoofd en niet in ons vervoermiddel. Veel mensen zijn gedwongen om verder van hun werk te wonen omdat de huizen in de buurt van de ‘werkstad’ te duur zijn. De auto of trein is hen opgedrongen. Dat is dus geen vrijwillige keuze. De meeuw heeft geen last van dit soort keuzes. Die vliegt waarheen hij wil. Dat heeft de meeuw goed begrepen.