Ken jij ook zo’n collega of oom, die bij elke stap naar milieuvriendelijker gedrag zegt dat het ‘toch allemaal niet uitmaakt?’ Of beweert dat het geen zin heeft om minder vlees te eten, omdat het klimaat tóch ‘naar de klote gaat’? Die stelt dat hoopvol zijn, naïef is? Uit ervaring weet ik dat die personen best overtuigend kunnen klinken. Voor je het weet laat je door hen je goede voornemens om duurzamer te leven, weer varen. Maar doe dat niet! Ze hebben ongelijk. Hoop houden en ernaar handelen, is niet naïef maar zeer redelijk. Daarbij helpt het ons de oplossingen te bedenken, die we nodig hebben. Als je je dit jaar aan één goed voornemen houdt, laat het dan dit zijn: blijf bescheiden hoopvol.

Hoop heeft een imagoprobleem. Het woord wordt geassocieerd met wishful thinking, met tegen-beter-weten-in vasthouden aan iets dat nooit lukken kan, met een kindse neiging de waarheid niet onder ogen te willen zien. Dat is oneerlijk, want hoop betekent volgens mij iets heel anders.

Het concept hoop verwijst in verschillende woordenboeken naar ‘de onzekere verwachting dat een bepaalde gewenste gebeurtenis zal plaatsvinden’. Het woord onzeker is in die beschrijving cruciaal. Het duidt niet op een blind vertrouwen in iets ongeloofwaardigs. Waar wel op? Het jezelf toestaan om niet te weten hoe iets uitpakt, en tegelijkertijd te geloven dat dit iets ook weleens goed, of in elk geval beter zou kunnen uitpakken.

Moedig

Dat is niet naïef, in mijn optiek, maar moedig en realistisch. Moedig, omdat de ‘hoper’ zich naar alle waarschijnlijkheid teleurgesteld zal voelen als de verwachting niet uitkomt. Hoe harder je op iets hoopt, hoe meer je je best doet voor die positieve uitkomst; hoe pijnlijker de teleurstelling voelt als het níet lukt.

Hoopvol zijn is ook realistisch, omdat de toekomst zich nu eenmaal niet laat voorspellen: de hoper accepteert dat, in zijn onzekere, positieve verwachting. Wie had kunnen bedenken dat wereldwijde burgerprotesten in de jaren tachtig van de vorige eeuw zouden leiden tot een veel minder groot gat in de ozonlaag? Of, een recenter voorbeeld van een positieve verwachting die uitkwam: wie had kunnen bedenken dat oerwouden en rivieren rechten zouden krijgen, die bescherming bieden tegen menselijke destructie? Zo bezien is juist degene die zéker meent te weten dat jouw hoop, níet uit zal komen, naïef. En – sorry, collega, of oom – het is ook een tikje arrogant.

“Zo bezien is juist degene die zéker meent te weten dat jouw hoop, níet uit zal komen, naïef. En – sorry – ook een tikje arrogant.”

Roanne van Voorst

Antropoloog

Verantwoordelijkheid

Er is nog een reden waarom ik pleit voor wat ik een ‘bescheiden hoopvolle’ levensinstelling zou willen noemen. Als mensen hopeloos zijn; als ze zeker menen te weten dat het tóch niets uitmaakt wat ze doen of laten, hebben ze geen enkele motivatie meer om hun eigen gedrag te verduurzamen. Die beslissing leidt wél tot een zekerheid: als we niks anders willen doen dan we tot nu toe deden, zal er op het gebied van milieu- of dierenleed óók niks ten goede veranderen. Wel ten slechte, want terwijl wij ons asociale gedrag voortzetten, groeit de wereldpopulatie en neemt de druk op de aarde, de lucht en alle levende wezens toe. Oftewel: door te geloven in hopeloosheid, máken we de situatie ook hopeloos.

Hoopvol zijn, doet juist het tegenovergestelde. Uit een recente studie blijkt dat mensen die hoopvol denken over de toekomst van biodiversiteit, ook daadwerkelijk beter kunnen bijdragen aan het oplossen van het biodiversiteitsprobleem. Ze worden creatiever in hun denken, werken makkelijker samen en zijn beter in staat om om te gaan met tegenslag. Daarnaast ervaren ze gevoelens van plezier, ontspanning en een ‘warme gloed’ in hun leven. Hoopvol zijn is dus niet alleen realistisch, het is ook zinnig én je wordt er blij van. Bescheiden hoopvol proberen te blijven in een wereld die je soms bang of sceptisch maakt lijkt me dan ook een goed voornemen. Een die het waard is om vol te houden.