Zuchtend buig ik me over de laatste zinnen van mijn manuscript. Buiten schijnt de zon. Ik hoor vogels zingen en kwetteren. Mensen in winterjassen en met zonnebrillen genieten van de eerste zonnestralen van het jaar. Voor het eerst zie ik groene knoppen aan boomtakken. De lente is in aantocht. Wat een contrast: terwijl ik schrijf over mystieke rivieren, immense regenwouden en hoge bergen, zit ik binnen in mijn huisje. Opgesloten.

De afgelopen maanden sloot ik mezelf op om mijn boek af te maken. Hoognodig, maar ik merk de weerslag op mijn mentale gezondheid. Ik verlang naar frisse boswandelingen, uitwaaien langs het strand en bovenal: het zonlicht op mijn huid. Ik ben niet de enige. Zes op de tien Nederlanders bezoeken nu (bijna) nooit een natuurgebied maar willen dit wel graag vaker doen.

Wat mij opviel uit dit onderzoek naar natuuropvattingen is dat ruim 99% van de ondervraagde Nederlanders een positief effect van de natuur kon noemen. Het meestgenoemd:  de positieve invloed op onze gezondheid. Als we dat weten, waarom zijn we dan niet wat vaker in de natuur te vinden? 

Deadlines, afspraken en een oneindige to-do lijst: we vinden nauwelijks tijd om onszelf op te laden. De ironie zit ‘m voor mij in het feit dat ik keihard werk om de natuur te beschermen maar er door de week nauwelijks te vinden ben. En wát ik tegenkom tijdens mijn werk, gaat mij niet in mijn koude kleren zitten. Chemische lozingen in water, massale bomenkap en gasboringen in de zee.

Ik lees voor mijn werk veel studies en rapporten over de staat van de natuur. Het gaat écht niet goed met onze planeet. Ook met mijn eigen ogen – tijdens mijn korte, 26 jarige verblijf op aarde - zie ik elke zomer minder insecten rondkruipen en krioelen. Hoe kunnen we de enige leefbare planeet dit aandoen? Ik word er verdrietig, boos en soms moedeloos van.

“De ironie: ik werk keihard om de natuur te beschermen maar ben er door de week nauwelijks te vinden.”

Jessica den Outer

Jurist & voorvechter Rechten voor de Natuur

Juist door die gevoelens heb ik soms het gevoel dat ik nooit genoeg kan doen om de natuur te beschermen. Er is altijd meer te doen. Meer uitbuitende praktijken aan het licht te brengen, meer petities te tekenen, meer plastic op te ruimen en anderen te inspireren om ook op te staan voor de natuur. Het duizelt me wel eens. Hoe laad ik mezelf op als ik het gevoel heb dat ik nooit écht genoeg kan doen om de wereld te redden?

Met die vraag worstel ik al een lange tijd. Om mij heen zie ik activistische vrienden in een burn-out terecht komen. Oudere collega’s zijn pessimistisch over de toekomst (‘dat komt met de jaren’). Het gaat niet snel genoeg en de negatieve berichten slaan je om de oren. Eerst zitten we vol plannen en ambities om de wereld te redden. Vervolgens komen we daarop terug om onze eigen gezondheid te redden.

De wereld heeft er niets aan als je overspannen thuis zit. Dus, zorg goed voor jezelf. En zo komen we weer terug op de nummer 1-tip om jezelf op te laden: ga de natuur in. Buiten verminderen stresshormonen en komen gelukshormonen vrij. Door in een groene omgeving te fietsen, te wandelen of te zwemmen maak je je hoofd vrij. Niet heel gek dus dat mensen met angst- en depressieklachten steeds vaker een dagelijkse portie natuur krijgen voorgeschreven.

Er moet structureel wat veranderen, dat is waar. Het huidige systeem waar we in leven is niet duurzaam. Maar een simpele manier om jezelf op te laden is om meer buiten te zijn. In een groene omgeving vinden we onze connectie met de natuur terug. En zo zijn er vast nog veel meer manieren om je energie op te laden.

Hoe laad ik mezelf op in een wereld die in brand staat? Ik klap mijn laptop dicht en besluit een stuk te gaan wandelen. In het bos.